De uitdrukking "f8, en wees erbij" kent vrijwel iedereen in de fotografie. Deze wijsheid komt uit een tijd waarin scherpe beelden en goede scherptediepte de norm waren. Maar hoe werkt dat vandaag?
Fotograferen bij f8 vraagt om aanpassingen in ISO en sluitertijd, vooral bij wisselende lichtomstandigheden. Overdag ligt de ISO tussen 200 en 400, afhankelijk van de hoeveelheid zonlicht. Bij schemering is een hogere ISO nodig, maar dat lost het probleem van bewegingsonscherpte niet altijd op.
Een flitser wordt bij f8 sneller noodzakelijk dan bij grotere diafragma's zoals f2.8. Als opvullicht overdag of met gekleurde gels in de avond geeft dit andere mogelijkheden. De beelden krijgen hierdoor een cinematografische uitstraling.
Macrofotografie toont opvallende resultaten bij f8. Ondanks het kleinere diafragma ontstaat er voldoende achtergrondscheiding wanneer de afstand tot het onderwerp klein genoeg is. Een slak op een blad laat het waterspoor duidelijk zien, terwijl de achtergrond zacht genoeg blijft.
Bij f8 speelt afstand een grote rol in de compositie. Objecten dichtbij krijgen zachte randen, grotere afstanden leveren scherpte van voor naar achter. Reflecterende oppervlakken tonen zowel het onderwerp als de omgeving helder.
Praktische punten bij f8:
- ISO 200 tot 400 bij daglicht
- Hogere ISO bij schemering
- Flitser vaak nodig
- Macrofotografie met zachte achtergrond mogelijk
- Afstand bepaalt scherpte in beeld
- Elk element blijft zichtbaar
- Complete scherpte geeft overzicht
Fotograferen bij f8 vraagt een andere aanpak dan wijd open werken. De techniek dwingt tot bewuste keuzes in compositie en belichting.
Reactie plaatsen
Reacties